Arbitrage
INSTRUCTIES VOOR TEAMLEIDERS EN ARBITERS BIJ DE SPELSOORT LIBRE TEAMLEIDERS:Vóór aanvang van de wedstrijden levert de bezoekende teamleider de namen, lidnummers, moyennes en te maken aantallen caramboles in bij de ontvangende teamleider.
Speelt één der spelers een dubbelpartij, dan vermeldt men deze speler twee maal: één maal met zijn reguliere aantal caramboles en één maal met het met 10% verhoogde aantal. (zie art. 5 WR)
De ontvangende teamleider vult het wedstrijdformulier in en laat dit door de bezoekende teamleider controleren. Het verdient aanbeveling hem een kopie te overhandigen ter controle.
Beide teamleiders zijn verantwoordelijk voor achteraf geconstateerde fouten!
Na afloop van de wedstrijden controleren beide teamleiders het wedstrijdformulier, voorzien het van hun handtekening en zenden het allebei naar de competitieleider, zoals in het wedstrijdreglement staat aangegeven.
ARBITERS:
Voor aanvang van de partij controleert de arbiter of het biljart en de ballen schoon zijn en in de A-, B- en C-klasse klasse of de verboden hoek op het biljart is aangebracht, en voor de spelers in de A-klasse met 6.0 of meer gemiddeld de grote hoek.
Begin van de partij.
(We noemen de spelers resp. de heer de Wit en de heer van Geel)
De regels in de Hart van Brabant Competitie wijken hier af van die van de KNBB:
Het thuis spelende team begint. Meestal wordt gespeeld met een witte, een gele en een rode bal. In dat geval begint men met de witte bal.
Speelt men met twee witte en een rode bal dan begint men met de witte niet-gemerkte bal.
Ballen met stippen zijn alleen toegestaan in de competities driebanden en bandstoten.
Bij wedstrijden in de Persoonlijke Kampioenschappen worden aan het begin de officiële regels van de KNBB gevolgd.
Officiële regels KNBB:
Aan het begin van de partij laat de arbiter de spelers de trekstoot uitvoeren.
Bij deze stoot ligt de rode bal op het bovenacquit, daar waar hij ook ligt bij de opstoot.
De gele bal (of de witte bal met stip) en de witte bal liggen resp. halverwege tussen het rechter- en linkeracquit en de rechter- en linker lange band op de afstootlijn.
De spelers stoten af en proberen hun bal zo dicht mogelijk tegen de onderste korte band te laten eindigen. Beide spelers moeten hebben gestoten vóór de bal van degene die het eerst stoot de tegenoverliggende korte band heeft geraakt. Gebeurt dat niet, dan moet de trekstoot opnieuw worden gedaan. Dit is ook het geval wanneer één van de ballen de rode bal raakt of wanneer beide ballen elkaar raken en niet kan worden bepaald welke speler fout heeft getrokken. Wanneer één der ballen de tegenoverliggende korte band voor de tweede maal raakt, is de keuze aan de andere speler, daar die correct heeft getrokken. Wanneer beide spelers correct hebben getrokken is de keuze aan de speler wiens bal het dichtst eindigt bij de onderste korte band. Deze speler bepaalt wie de partij begint. De arbiter geeft dit door aan de schrijver, die de tellijst en het scorebord in orde maakt.
Inspelen.
De speler die de partij begint, speelt ook het eerst in.
Elke speler heeft drie minuten inspeeltijd. Na 2,5 minuut kondigt de arbiter duidelijk aan: “u heeft nog een halve minuut inspeeltijd”.
De speler mag nu nog een halve minuut inspelen òf maximaal drie maal de acquitstoot oefenen. Kiest hij ervoor de halve minuut “gewoon” in te spelen, dan mag hij nadien niet alsnog de acquitstoot oefenen.
Oefent hij de acquitstoot vóór de 2,5 minuut om zijn, dan mag hij daarna niet weer opnieuw “gewoon” inspelen. Let op: bij toernooien en finale’s kunnen andere regels gelden!
De annonce.
(We noemen de spelers resp. de heer de Wit en de heer van Geel)
Wanneer de beurt van een speler eindigt, kondigt de arbiter het resultaat van die beurt aan. Deze annonce begint altijd met het woord: “noteren”.
Dit woord is het sein voor de speler dat zijn beurt afgelopen is en tevens een soort ‘waarschuwing’ voor de schrijver, (te vergelijken met het eerste deel van een commando, zoals bijv. “geef” en dan volgt “acht”)
Het verdient dan ook aanbeveling bij het uitspreken van “noteren” naar de schrijver te kijken om te zien of deze reageert. Vervolgens noemt de arbiter het aantal gemaakte caramboles, de naam van de speler en dan nogmaals het aantal.
Voorbeeld: de heer van Geel heeft drie caramboles gemaakt en mist vervolgens.
De annonce luidt dan:
“Noteren….drie voor de heer van Geel, drie”
Wanneer het einde van de partij nadert zal de situatie ontstaan waarin een speler nog 5 caramboles moet maken (We spreken hier over libre, bij driebanden is dit 3).
De arbiter kondigt dit aan op het moment dat deze situatie ontstaat.
Voorbeeld: de heer de Wit moet 48 caramboles maken, heeft er 40 en is aan de beurt.
Op het moment dat hij zijn derde (in totaal dus 43ste) carambole maakt annonceert de arbiter:
“drie….en nog vijf”
Maakt de heer de Wit meer caramboles, dan wordt vervolgens geannonceerd:
“vier…. en nog vier”
“vijf ….en nog drie” etc.
Maakt de Wit geen verdere caramboles, dan annonceert de arbiter aan het begin van de volgende beurt van de heer de Wit:
“en nog vijf” (dus niet: “de heer de Wit nog vijf”)
Scoort de Wit in deze beurt niet, dan wordt de annonce “en nog vijf” de daaropvolgende beurt(en) niet herhaald!
De annonce “en nog x” is dus maximaal twee maal te horen, te weten op het moment dat de situatie ontstaat en evt. bij aanvang van de volgende beurt.
Het einde van de partij.
Na het maken van de laatste carambole verschilt de annonce per speler.
Voorbeeld 1: de heer de Wit moet 48 caramboles maken, heeft er 45 en is aan de beurt.
Nadat hij twee caramboles heeft gemaakt luidt de annonce:
“twee en nog één”
Scoort de Wit weer, dan luidt de annonce:
“drie…noteren…drie, gelijkmakende beurt voor de heer van Geel”
Dit is de enig juiste annonce. “Halve partijen” en “Partijen met nabeurt” etc. bestaan niet! Heeft van Geel in de gelijkmakende beurt nog bijv. 2 caramboles nodig en maakt hij deze, dan luidt de annonce:
“twee….noteren …twee, en remise”
Voorbeeld 2: De heer van Geel moet 48 caramboles maken, heeft er 45 en is aan de beurt.
Nadat hij 2 caramboles heeft gemaakt luidt de annonce:
“twee en nog één”
Scoort van Geel weer dan luidt de annonce:
“drie en partij”
Ook hier geldt: dit is de enig juiste annonce. Ook ‘hele partijen’ en bloemlezingen als ‘en hiermee eindigt de partij’ etc. bestaan niet!
Spelen met de verkeerde bal.
Een speler die dreigt met de verkeerde bal te gaan spelen, wordt door de arbiter of de schrijver gewaarschuwd. Ook de tegenstander in de partij mag hem daarop attent maken. Teamgenoten en publiek bemoeien zich hier niet mee.
Vastliggende bal.Wanneer een carambole gespeeld is en de speelbal ligt tegen één der andere ballen aan of er zó dicht bij dat het lastig te zien is, dient te arbiter zich ervan te overtuigen of de bal vrij of vast ligt. Hij annonceert dan: “vrije bal” of “vastliggende bal”.
Bij een vrije bal wordt gewoon verder gespeeld. Bij een vastliggende bal heeft de speler die aan de beurt is de keuze: ofwel zijn speelbal van de vastliggende bal af
spelen of de arbiter vragen de ballen in de opstootpositie te leggen, zodat hij opnieuw van acquit kan gaan.
In de A-klasse worden de ballen direct op de acquit gelegd
Uitspringende bal.
Soms wordt een bal zodanig gestoten dat deze begint te “huppelen”. Op zich mag dat.
De beurt eindigt echter, wanneer de bal het biljart verlaat of op de rand van het biljart
huppelt en daarbij het houtwerk raakt. In dit laatste geval wordt deze bal geacht het speelveld te hebben verlaten. De arbiter legt de ballen voor de andere speler in de opstootpositie, waarna deze van acquit gaat.
De verboden zone
In de A, B- en C-klasse geldt de verboden zone, een door een lijntje aangegeven zone in iedere hoek van het biljart. Op het moment dat de aan te spelen ballen zich na een stoot beide binnen deze zone bevinden, annonceert de arbiter “entré”. Bevinden ze zich na het maken van de volgende carambole nog steeds binnen deze zone, dan luidt de annonce: “dedans”.
Bij het maken van een volgende carambole moet minimaal één der ballen de zone (hebben) verlaten. Ligt na het maken van deze carambole één bal binnen de zone en de andere bal er buiten, dan annonceert de arbiter : “à cheval”. De speler mag dan verdergaan.
Gebeurt dit niet, dan luidt de annonce: “resté dedans” noteren ……. caramboles. De evt. gemaakte carambole telt dus niet en de beurt is aan de andere speler.
Vuil op één of meer ballen of op het laken.
Het kan zijn dat een arbiter tijdens het spel constateert dat er zich vuil (bijv. een haar) op één van de ballen of op het laken bevindt.
Hij reageert hier niet op. Ook het er op attent maken van de speler is niet toegestaan, omdat het de concentratie en het ritme van de speler kan beïnvloeden.
Een arbiter mag een bal of het laken alléén schoonmaken op verzoek van de speler die aan de beurt is! Wanneer een bal wordt schoongemaakt, dient de plaats waar deze lag op correcte wijze te worden gemarkeerd, (met een hulpmiddel of een wit potlood) zodat deze op exact dezelfde plaats kan worden teruggelegd.
Plaats en bewegingen van de arbiter.
De arbiter dient zich zó op te stellen, dat hij twee belangrijke zaken goed kan vaststellen:
Daarbij dient hij er bij het kiezen van zijn plaats (een hele wedstrijd vanaf één punt bezien is onmogelijk!) rekening mee te houden dat hij:
Van een arbiter wordt dus een behoorlijke dosis spelinzicht verwacht, zodat deze uit zichzelf steeds tijdig op de juiste plaats zal staan.
Het is natuurlijk altijd prettig wanneer ook het publiek de wedstrijd ongehinderd kan volgen. Dat komt qua belangrijkheid echter op de laatste plaats.
Ten slotte:
De arbiter is verantwoordelijk voor het correcte verloop van een partij.
Hij zal zich er dan ook steeds van moeten vergewissen of de schrijver zijn annonces op de juiste wijze heeft verwerkt door het telbord hierop regelmatig te controleren.
HVB/Bestuur/maart2020